De ontdekking van de drank is verweven met vele legenden. Eén ervan vertelt hoe keizer Shen-Nung, die wel eens de vader van de Chinese landbouw en geneeskunde wordt genoemd, de drank in 2.737 voor Christus uitvond toen een theeblad per ongeluk in zijn ketel met kokend water viel. De damp die omhoog kringelde was opwekkend. Volgens een Indiase mythe werden de effecten van de thee pas eeuwen later ontdekt door de heilige Dharma, een boeddhistische hoogwaardigheidsbekleder. Hij beloofde wakker te blijven tijdens zijn pelgrimstocht die zeven jaar duurde, en kon zijn belofte slechts houden door op theebladeren te kauwen. Thee werd reeds in 900 na Christus de nationale drank in China en werd in 1610 voor het eerst in Europa ingevoerd door de Nederlandse Verenigde Oost-Indische Compagnie.